Zij haar mond opende
ik dekte hem af met kussen
Zij haar ogen sloot
ik fluisterde haar naam
De regen over het land stoof
Onder een boom verscholen
Mijn gedachten de vrije loop
Totdat de wolken braken
Het licht mij maande
Het land nog nat
Kon ik het velen
Zag ik het allemaal
En groette de toevallige passant,
de wereld waarin die zich bewoog.