Nog vóór de vogels

Kwart over vier in de morgen
het was nog donker
– zo op deze breedtegraad in de zomer –
en buiten was alles stil geworden
en de wereld klein, de verte verborgen
in de mist, toen ik was ontwaakt
en de slaap wel gedag kon zeggen
Het mooiste deze dag.

Weerlichterij

En het werd weer gewoon nacht
de bliksemschichten achter de wolken
het weerlichten in alle stilte
voorbij de horizon, uit het zicht
een bui voorbij
het gedonder bleef beperkt tot gerommel
in de marge
deze keer, op deze plek

 

Gassiebah

Kijk, nou heb ik niet al te beste ogen
– min zeven, min acht, daaromtrent –
en douchen doe ik zonder bril op
– lenzen, daar doe ik al tijden niet meer aan –
en deze Job heeft niet veel haren op z’n kop
maar nu de laatste weken af en toe een vliegje
– op zich een schattig en teer beestje –
opvloog en ging zitten op muur of douchegordijn
keek ik toch maar ’s nader naar het putje
door mijn brilleglazen. Terecht, zo bleek.

[ de trigger, waarschijnlijk de wc-motmug:
[ https://www.naturalis.nl/…/wc-motmug-is-verkozen-tot… ]

Alsnog

Was ik maar
een rups, dan kon ik
een vlinder worden

De rups daarentegen
heeft daarvan geen flauw benul

en eet maar dat het een lieve
lust is en als het tegenzit
wordt ie nog gegeten ook

en dient zo alsnog
laagbijdegronds het leven.

Uitzicht

De verwarming bleef uit vandaag
dankzij de zon en de ligging
op het zuiden en de raampartijen

De lente breekt weer aan
en straks ook vast de zomer

Mijn hart klopt
al is het niet raak
noch er op los
waar het bij blijft, vooralsnog.

Kort dag

Opa sjouwde nog met kolen
voor de warmte in huis
Zijn oma werkte misschien ook wel
tien of twaalf uur per dag
ook als ze zwanger was

En haar grootmoeder en die dan weer
van haar, daar is het gissen
of ze wel dertig, veertig werden
al dronken ze licht bier als water
vertrouwd met poep en pis en zweet
om niet te spreken van goden, geesten
en wat dies meer zij, eeuwen lang

Zoveel, nee, zo weinig, levens terug
leefden mijn voorzaten
met net wat meer dan apen.

Klaprozen

Er bloeien nog wel wat
bloemen in de zomer
na de lente, voor de herfst
terwijl de zon brand
schieten klaprozen door mijn hoofd
bloedrood
en ook papavers en wat margrieten
zomaar tussendoor
terwijl ik binnen de koelte zoek
terwijl zweet mij paarlend drenkt
terwijl ik mijn bewegen afmeet
sta ik nog niet droog
en spiegel me maar een beetje
aan het tere felle rood
dat in het oog springend toch bloeit.

Seizoen, zo zei ze

Zag ik je al een week of twee geleden?
Zo vlug boven ’t kanaal. Zeker nog geen zomer.
Misschien een vroege vogel, zomaar een zwaluw

waar ik vanavond zeker was van mijn blik
weer een jaar verder dat jullie het niet laten
afweten en de al lange lichte tijd vraagt weer

met blote armen, luchtige kledij
de warme dagen tegemoet te treden
– dag in, dag uit –
met een oogopslag of wat.

foto Job Antoine

Voor nu

Langs de oever waar het water
nauwelijks nog lijkt
te stromen
staat het riet te kijk
zonder ook maar door de wind
beroerd, zelfs geen windvlaag
brengt verkoeling in het helle licht
Verderop laten de bomen al hun bladeren los

En ik wil wel huilen
maar mijn ogen blijven droog.