Dat seizoen

Het blad viel, een vlinder
voor even in mijn ogen
en even verder raakt mijn blik
de late bloem en vliegt de vlinder op
voor de kou aan
in het al langere zonlicht
van allengs kortere duur
en ik heb geen idee meer:
ben ik nu een vlinder of een blad?

Misschien, als ik jou kus
maakt het allemaal niet uit.

Aanspraak

Zeg vlinder, broeder
Wat zit je daar toch?
Wat loop je daar
onopvallend
met opgevouwen vleugels?
Zoveel tijd is ons
nou ook weer niet gegeven
Waarom houd je
al die kleuren die je hebt
verborgen? Ben je soms gebroken?

Nog vóór de vogels

Kwart over vier in de morgen
het was nog donker
– zo op deze breedtegraad in de zomer –
en buiten was alles stil geworden
en de wereld klein, de verte verborgen
in de mist, toen ik was ontwaakt
en de slaap wel gedag kon zeggen
Het mooiste deze dag.

Weerlichterij

En het werd weer gewoon nacht
de bliksemschichten achter de wolken
het weerlichten in alle stilte
voorbij de horizon, uit het zicht
een bui voorbij
het gedonder bleef beperkt tot gerommel
in de marge
deze keer, op deze plek

 

Gisteren?

Was het gisteren
dat ik één of andere fiets
– verdwaald? verloren? –
onder aanmoedigingen van de jochies
boven mijn hoofd tilde
– echt waar? –
en gooide in die vijver

Was het gisteren
dat ik nooit meer iets vernam
dat ik nooit meer ook zelf iets ondernam
nadat ik Amsterdam had ingeruild voor Uithuizen
een andere kant van het land

Was het gisteren
dat ik één van de twee hoofdrollen kreeg
voor de eindvoorstelling van de lagere school
– veel tekst –
en afhaakte; gepland vóór de hele mensheid
optreden ging ook toen al een brug te ver

Was het gisteren
dat ik boeken verslond bij de vleet
en iets later kopje onder ging
aan en in mijn hoofd
aan filosofie bezweken

Was het gisteren
– een dag of wat later of wat –
dat ik onbekommerd, min of meer
dan maar iets praktisch ging studeren
maar natuurlijk wel zoiets breeds
als milieukunde aan ’t Van Hall
en het leek wel of ik vrienden maakte
voor een jaar of vier

Was het gisteren
dat ik gediplomeerd en wel
vanuit een – ander? – gat iets overwon
en met angst en beven inbound
mensen te woord ging staan

Was het gisteren
dat dat lijntje ertussen
en steeds maar voor even
– hoewel altijd van nature te lang –
mij zo geruststelde, dat ik warempel
althans deels (bij) mezelf bleef

Was het gisteren
dat ik hier op dit medium werd benaderd
en wel zo dat daar opeens
alle afstand werd beslecht
dat het kon verkeren

Was het gisteren
dat ik nog op vakantie ging
met Jakob ooit, in m’n eentje op de fiets ook
en zelfs wat groepswandelreizen
– Cevennen, Valle d’Aosta en dat Picos de Europa –
en later met Koos onverwacht een Oostenrijk

Was het gisteren
dat opa, mijn opa, de opa
mij meenam in de amsterdamse bus
en naar het Amsterdamse Bos
en eekhoorntjes – ééntje ? – mee liet snoepen
gezeten op zijn schouder, van Verkade puur

Was het gisteren
dat ik moe werd
van almaar steeds
dingen doen in de wereld
dat ik me tonen moest?

Parijs, Parijs

En even verderop brandt het
naast de deur, open of dicht
maakt niet uit; altijd al
is de hele wereld vol van alles
zo gek als je niet bedenken kan
met zoveel leven, zoveel mensen ook
zoveel momenten waar de tijd
van geen ophouden weet
en het leven onophoudelijk tot bloei komt
onophoudelijk het loodje legt

Kijk maar in een oogopslag.

Alsnog

Was ik maar
een rups, dan kon ik
een vlinder worden

De rups daarentegen
heeft daarvan geen flauw benul

en eet maar dat het een lieve
lust is en als het tegenzit
wordt ie nog gegeten ook

en dient zo alsnog
laagbijdegronds het leven.

Vermocht

Die klote wereld ook
heeft zoveel moois
En vast aan alle schoonheid
kleeft de keerzijde

Een pas de deux op het grensvlak
dat is de kunst
zo spreekt de mond
tegen de ogen en de oren
links, rechts gaan de lede-
maten en de tastzin
voeden dat ene hart
van kamer tot kamer
op de adem, in en uit

vermag ik voort te gaan
en verder
tot het verscheiden, weg
van alle grenzen, vlakken

om niet teveel bij stil te staan
om me niet voorbij te lopen
eer ik een schim ben van mijzelf.

Vrije wil op verkiezingsdag

Mijn ogen dwalen
of kijken ze waar ik wil?
Naar links, naar rechts
naar het gras tussen de tegels
een kat die me in de gaten houdt

Weet ik veel waar ik naar kijk?
Maar goed dat ik niet hoef
na te denken en niet stil
te staan bij elke beweging
die ik maak
En of ik die maak?