Bezegeling

Het hart klopt maar
door, vooralsnog
en zolang laat ook het denken
het niet afweten
al kleunt het nog zo vreselijk mis
bij tijd en wijle
al leeft het op het laatst
op de sporen van verleden tijd

Ondertussen
is een kus nooit weg
van wie je vertrouwt.

Buitenshuis

Het ligt er maar
een hele wereld aan mijn voeten
een hartklop of wat verwijderd
van thuis
en ik weet niet
wat ’t bracht
of het wat bracht
toen ik mij nog begaf in den vreemde.

En passant

Wee mij. Heel mij.
Heel alleen. Het doet
er lang niet altijd toe.
Als ik vreugde schep
in wat zoal voorbij
komt en ik laat het
toe en tegelijk
voor wat het is
en ik laat het

Maar het mag wel wat meer
en ik zelf een onsje minder
als communicerend vat.

Een wereld

die getekend wordt door reclame

Meer! Meer! Meer!
Dit moet je hebben! En dit!
Ik ben geweldig! Lekkerder bestaat niet!
Goed, beter, best! En goedkoop!
Het is geen geld!
Zo kostbaar vind je het nergens! Uniek!

De littekens laten zich raden
tot onze wereld één open wond is.

Een punt, dat is de clou

Wist je het dan niet?
Wat het zou worden, als je
niet wist wat je wilde?

Een dood punt? Ja, dat kon ik
wel bedenken. Bij gebrek aan
hoop, vertrouwen en geloof
en misschien wel liefde ook

wist ik echter niet beter
dan uit armoede bij de dag
te leven, een soort van
kan je zeggen, om niet te zeggen:
overleven tot de toekomst
een tijd dat niet alleen
het hoofd vrij is in zijn denken
maar ook het hart vrijuit kan kloppen

en de mond volmondig zeggen kan:
het leven is niet vergeefs

Van oude dingen die voorbij gaan

Nooit dacht ik echt
dat ik wel
honderdéénenvijftig
of voor hetzelfde geld wel
honderddrieëntwintig jaar
zou worden; hoewel
uitgesloten is het niet
– niet tot de dag daar is –
en ik was nog wel nieuwsgierig
hoe het de wereld
en zo
zou vergaan
en voor mijn part zou ik daarvoor
wakker blijven tot St. Juttemis

Tegenwoordig ben ik wat huiverig
hoe misschien wel de wereld vergaat
– die van de mens
en wat al niet in diens kielzog –
en hoef ik niet zo nodig meer.

In vrede [ Verliefd ]

In het veld in de zon
hoor ik opeens, weg
van mijn gedachten,
in alle rust, alles om
mij heen, dat klinkt
open voor heel
de wereld, heel
de wereld open.

Ach ja

Dat ene dingetje
dat ik er mag zijn
mag ik nog steeds graag
vernemen van een ander
zo niet van de hele wereld
om mij heen

Het woord reikt maar
tot zover. Af en toe
breek ik en voel ik de pijn
van mijn plaats van deze aard.

Wonder

Wat doet het er ook toe
als je te dik bent
als je slecht ter been bent
één been hebt
te arm bent

Wat doet het er toe
als je huid gerimpeld is
als je niet uit je woorden komt
als je ziek bent

als wat je zegt
spreekt
als je blik
leeft

Zoveel schelen we niet:
ter wereld gekomen
allen op een haar afstand
van de dood
van ongenaakbaar leven.

Om het even

Een paar seconden
minuten, uren
nog
en dan is het zogenaamd weer
– bij alle weer –
– donner en wetter volgens kapitein Haddock –
een nieuw jaar
en ik maar denken
dat elk moment de tijd
een nieuwe tijd
aanbreekt

– beter dan om niet te blijven proosten
– dat dan weer niet –
maar ergens is het wel zo
hoe je het ook went of keert
dat al het verleden voorbij is
du moment
stante pede
nu
maar
niks is zomaar weg
al is alles verleden tijd

– Misschien gebeurt er iets, zoiets
als een storm, een verzadiging, een teveel
waardoor een dam breekt
een lawine een pad baant
met alle zeer vandien
dat alles alsnog open ligt
of ten minste één weg
om voort te gaan
voetsporen naar eigen zin.