Eénentwintig maart [dag des oordeels]

Straks komt de lente
weer, zelfs al is die tegenwoordig
allang onderweg, met dank
aan ons velen, die ook nog ‘s
voorbij de pas op de plaats gaan

En je zou het hen wel kwalijk nemen
als je niet in hun schoenen
hetzelfde zou hebben gedaan

uitzonderingen daargelaten:
de fines fleurs, die weten te bloeien
boven het maaiveld
maar alsnog de zomer niet brachten

De oogsttijd laat nog steeds te wensen over.

Joost (Eerdmans) mag ’t weten

Och, we zijn als Nederland maar klein
Wat betekenen we nou op ’t wereldtoneel
Wat wij kunnen: ’t is niet veel
Zo klinkt ’t van rechter zijde, een rookgordijn

Maar als wíj al niet hier in de rijke landen
écht het roer willen omgooien
en slechts met dijkverhogingen willen klooien
zeg dan ook waar we in belanden:

een wereld waar we elkaar slaan
zonder de handen in elkaar
waar de kinderen op drift gaan

en teloor, behalve die van de kleine schaar
die ermee weg komen, erboven staan
De kleine lui: die zijn ermee klaar, de sigaar.

Afzien

Vooral wil ik dan met jou
een dans dansen
die boekdelen spreekt
tot onze harten, ons hart
– als we dan toch samen smelten
al is het, al is het juist niet van moeten –

Misschien dat je ergens daar bent op aard
die mijn idee van jou dan raakt
of onverwacht en ongedacht
me beroert, ontroert
en van m’n sokken blaast

Je bent er vast wel
– en wellicht, allicht niet als enige –
maar mijn hart klopt vast, gestaag
in het zicht van de doodlopende weg

wil ik nog wel een afslag nemen
de afslag, ongewis
vraag ik me af.

Van oude dingen die voorbij gaan

Nooit dacht ik echt
dat ik wel
honderdéénenvijftig
of voor hetzelfde geld wel
honderddrieëntwintig jaar
zou worden; hoewel
uitgesloten is het niet
– niet tot de dag daar is –
en ik was nog wel nieuwsgierig
hoe het de wereld
en zo
zou vergaan
en voor mijn part zou ik daarvoor
wakker blijven tot St. Juttemis

Tegenwoordig ben ik wat huiverig
hoe misschien wel de wereld vergaat
– die van de mens
en wat al niet in diens kielzog –
en hoef ik niet zo nodig meer.

In vrede [ Verliefd ]

In het veld in de zon
hoor ik opeens, weg
van mijn gedachten,
in alle rust, alles om
mij heen, dat klinkt
open voor heel
de wereld, heel
de wereld open.

Ach ja

Dat ene dingetje
dat ik er mag zijn
mag ik nog steeds graag
vernemen van een ander
zo niet van de hele wereld
om mij heen

Het woord reikt maar
tot zover. Af en toe
breek ik en voel ik de pijn
van mijn plaats van deze aard.

Ramp

Nee, er zijn geen woorden voor
behalve dan die je in armoede toch
bij gebrek aan beter
deelt
en die verstaan worden
en je weet:
je huilt niet alleen.

Van afstand

Niet alles ter wereld
krijg ik mee. Niet
de dieptepunten, de hoogtepunten
niet de ellende en het verdriet
niet de gelukzaligheid van gedeelde vreugde
van waar dan ook

De hele wereld binnen handbereik
is tegenwoordig inderdaad
een waar iets, als het om schermtijd gaat

Maar vooralsnog leef ik maar
in een wereld waar
dat scherm deel van uitmaakt
maar ik beweeg, leef
waar ik adem
wat ik aantrek

Soms is het kiezen
Soms is het op je kiezen bijten
Soms is er geen keuze
En veelal heb je geen weet
– al leef je nog zozeer
in schermtijd.

Wonder

Wat doet het er ook toe
als je te dik bent
als je slecht ter been bent
één been hebt
te arm bent

Wat doet het er toe
als je huid gerimpeld is
als je niet uit je woorden komt
als je ziek bent

als wat je zegt
spreekt
als je blik
leeft

Zoveel schelen we niet:
ter wereld gekomen
allen op een haar afstand
van de dood
van ongenaakbaar leven.

Hoewel

Ietwat ernstig kijken daar
mijn veronderstelde ogen
in mijn veronderstelde gezicht
me aan. Ietwat geplaagd
Ook dat nog. Op zich
herken ik er wel wat in

Echter, alle voetstappen
die ik achter me heb gelaten
draag ik met mij mee
en ik wil er niet aan
dat ik mezelf omarm

Geen punt
Dat is het:
geen punt

waar mijn jongere ik, waar ik
een trui droeg met ruiten
waar ik haar had over mijn oren
waar ik nog zonder baardstoppels
voor een meisje kon doorgaan
waar opa mijn vader werd
– zolang als het duurde –

waar m’n hoofd mij overnam
al ging ik nog tekeer
eerst op m’n step
en met boog en pijl
die ik steeds weer brak
zo hoog mogelijk mikkend op de hemel
me later en wat ouder dan klasgenoten
een zekere plaats bevocht

waar ik me voegde
in de wereld
waar ik aan de wereld
ontsnapte door verhalen
van velerlei makelij

Stap voor stap
trekt het leven aan me
nodigt me uit
meer te zijn dan van glas

Misschien is een sterretje
zo gek nog niet
en geen punt