Mhoe-oe

Was ik een mug, of een spin
dan had ik meer dan twee poten
en had ik dan een keer geen zin
zo moe en gebrek aan kloten

dan zag ik wel waar de rest mij bracht
Mijn hart, immers, klopte wel voor zes of acht

Was ik een olifant of hond
een neus om van te watertanden
en leek de wereld ’s niet zo bont
omgord bekneld bekende banden

dan rook ik van alles, bij de vleet
kreeg ik alsnog een goede beet.

 

Adem in. Adem uit


En weer gaat het los
een nieuw jaar, het gedeelde
verjaren, een verjaardag
waar we dan samen niet aan ontkomen
aan de tijd en ogen
gooien, hoog of laag
ogen dicht knijpen uit alle macht
voor toekomst, voor verleden
ogen wijd open sperren
vol verlangen naar wat komen mag
vol verwondering over wat allemaal passeerde

Het is niet anders
behalve dan van alles.

Ave verum

Mijn knie – de linker –
heeft er niet echt zin meer in
beweegt het liefste in één vlak
zeker niet zijwaarts

En op mijn lichaam tekenen
zich allengs meer vlekken
af in mijn huid tegenwoordig

Haren vielen al uit
boven op mijn kop
en blijven maar groeien elders
en grijzen in de loop van de jaren

Mijn gebit blijft langzaamaan ook
in gebreke en laat mij kiezen
tussen doorbijten
of een tandartsrekening
die ik gelukkig kan verteren

Met mijn lust kom ik nog wel klaar
Mijn verlangen en de rest
vertrouw ik toe aan spreekwoordelijk papier

Gewend onderhand aan mijzelf
en het ongemak alhier

Misschien, misshien
kan ik het glas heffen
op een moment samen
voor mijn einde der tijden

tot dan blijf ik maar de wereld groeten.

Schuimmarcheerders

Voorbij het helmgras
lopen we over het strand
misschien wel vol scherpe schelpen
naar de branding, niet blootvoets
waar de zee uitvloeit
op dat met water verzadigd zand
– en kan ons het schelen –
trekken we uit wat ons nog rest
en laven ons.

Omslag

Op het water peddelend, droog
dankzij de bodem, dankzij evenwicht
Maar het is heet, windstil. Omslaan
nat gaan en los gaan, weg
en drijven, zonder kleren, zonder boot
en ogen dicht tegen het felle licht
totdat je nergens meer bent.