De baard, mijn baard
al is ie kort van stof
kijkt me in de spiegel aan
elke ochtend en spreekt
in grijs en wit van jaren
van voorbije tijd
en hoeveel er niet nog zijn te gaan
Gedistingeerd, dat kun je zeggen
of hoe het afkleedt met gezag
maar vooruitlopend op de rimpels
en de stramheid van de ouderdom
blijft het de vraag of ’t genoegen doet
al blijft ie groeien, zij het wit, zij het grijs
alsnog een teken van leven
terwijl ik al kaler wordt
brengt het mij ergens en van de wijs.