Opa

Je bent er niet meer
al een hele tijd niet meer
niet meer hier en daar
niet meer nu en dan

In gedachten ga ik nog met je
naar het geldboompje in de bank
naar de vijver om te vissen
naar het Amsterdamse Bos naar de eekhoorn
– die snoepte van je chocola-
naar de busreis door de stad
naar domino en sjoelen met damstenen over en weer
naar het vuurwerk in de avond – nacht? –
naar de slagerij langs de gracht
– al was dat ook wel met oma –
naar het Rijks(museum) en Artis (de dierentuin)
naar en in het Grote Bed in de ochtend
met het kleine Blaupunkt radiootje bij ons

Heel de wereld was klein, groots
Aan jouw hand
durfde ik verder, hield ik stand.

Zijdelings

Op de bank gezeten
– ben ik nou helemaal van de pot gerukt –
sla ik een arm om je heen

Maar de film is echt
waar jij te wensen over laat
Nu kan ik mijn gedachten
er nog bij houden

Mocht ik jou
daarentegen tegen mij aan
genesteld weten
wist ik me geen raad

Vereende krachten

Zou je nog een voet
naast me willen zetten?
Me je oor lenen?
Me de hand reiken?
Me aankijken?

Welja, joh
als evenknie en tegenhelft
wil ik toch niets liever,
maar voor dat zien
hebben we wel een spiegel nodig.

Voorbijgaande aard

Nog steeds ligt hier wat sneeuw
onderbroken door plukken land en gras
en de vele gestrooide straten en trottoirs
– maar mijn voetstappen kraken nog her en der
als ik op weg ga –
bij uitzondering
vergeleken bij het hoge noorden
en het allerdiepste zuiden aan de pool daar
en op die ene plek mag ik
de gele bloemetjes zien van winterakonieten
zo uit de wind
die nog waait uit het oosten.

Vraagteken

Was het een evenwichtsbalk of een koord
waarover ik vandaag de dag passeerde
met onder mij het water van mijn tranen
wachtend op mijn val, een duik
– dat laat zich raden –
mocht het geringe licht me te machtig
worden en ik hield het niet meer droog

Waar is mama, die veiligheid en warmte
zonder ook maar enig benul
van losse schroeven
laat staan van drijfzand.

Beste

Doe mij maar heel even
bijvoorbeeld van nul tot honderd
zonder rijbewijs
dit leven
hier op aarde, met licht en lucht en water
(en al wat dies meer zij)

waaraan geen waarde valt te geven
buiten die tijd en ruimte om
met een beetje hart
dat leeft
met een traan en lach
in een gedeelde oogwenk.

Baby Job

Geen idee hoe je ter wereld kwam
En zoveel jaren later
heb je haar op je borst
en op plekken waarvan je ook geen weet had
– en kalend anderzijds –

Veel te kort
om het allemaal te bevatten
en om dat leven te vullen
is ook nog zowat

Van die eerste jaren
geen herinnering
om van de buiktijd niet te spreken
van wat later zijn er flarden
– een beeld, een geur, muziekgeluid –
al te gemakkelijk te verwarren met de foto’s
en de verhalen die je kunt maken
daarvan en van wat je is verteld

Wat is er nodig
baby Job
dat je weet
tot in je vezels
dat je er zijn mag
al zou je falen, fouten maken
dat liefde al met al geen sprookje is?

Slagboom

De vergankelijkheid is
een gepasseerd station
als je eenmaal daar bent
van hier tot ginder
op dat punt in de tijd
waar
je alleen nog kunt dansen
met het heden
waar
je geheel alleen
je de volgende stap zet
vergezeld
met wie maar naast je

Ach

moge het zo zijn, dat je mag
dat je mag doen wat niet moet
dat je los
daarvan
er zondermeer zijn mag
als ware het
vanzelfsprekend

al is het met wee, weet
je bent niet enig
daarmee

en verder gaat het niet
dan iets van schoonheid
dan iets van waarachtigheid
te leven.

Verleden jonge jaren

Geen benul nog van het verstrijken
– en van strijken en wasgoed evenmin –
van de tijd; als peuter, als kleuter
regen momenten zich aaneen
een eindeloze tijd, een loze tijd
vol van wat dan ook
achteraf bekeken een jaar of drie, vier
flarden waarvan te verhalen valt
stenen, ruw of gepolijst in de rivier
Stapstenen? Met leedwezen
stel ik de vraag vast.