Leedwezen

om het minste of geringste
blijk van medeleven, meeleven
dat onder ogen komt
dan vol schieten
een beetje meer of minder
vanaf de zijlijn
vanaf de zelfkant
wankelmoedig.

Van de straat

Volgens mij zag ik er zelfs twee
op de weg terug in ieder geval één:
een kleine Grote bonte specht
zwart en wit met rode stuit

Een klein opvallend moment
in een oogwenk van geluk
gesproken, maar rood
is ook de wijn
en de specht, ook die klopte
deze keer niet.

Voor nu

Langs de oever waar het water
nauwelijks nog lijkt
te stromen
staat het riet te kijk
zonder ook maar door de wind
beroerd, zelfs geen windvlaag
brengt verkoeling in het helle licht
Verderop laten de bomen al hun bladeren los

En ik wil wel huilen
maar mijn ogen blijven droog.

Nootzang

Och, mocht ik maar een noot zijn
één op de balk van Vivaldi
en van Mozart, Pergolesi en Beethoven
van Schubert en van Brahms
– ik laat me kennen hier –
Wat zou ik een compositie zijn!

Een punt, dat is de clou

Wist je het dan niet?
Wat het zou worden, als je
niet wist wat je wilde?

Een dood punt? Ja, dat kon ik
wel bedenken. Bij gebrek aan
hoop, vertrouwen en geloof
en misschien wel liefde ook

wist ik echter niet beter
dan uit armoede bij de dag
te leven, een soort van
kan je zeggen, om niet te zeggen:
overleven tot de toekomst
een tijd dat niet alleen
het hoofd vrij is in zijn denken
maar ook het hart vrijuit kan kloppen

en de mond volmondig zeggen kan:
het leven is niet vergeefs

Eénentwintig maart [dag des oordeels]

Straks komt de lente
weer, zelfs al is die tegenwoordig
allang onderweg, met dank
aan ons velen, die ook nog ‘s
voorbij de pas op de plaats gaan

En je zou het hen wel kwalijk nemen
als je niet in hun schoenen
hetzelfde zou hebben gedaan

uitzonderingen daargelaten:
de fines fleurs, die weten te bloeien
boven het maaiveld
maar alsnog de zomer niet brachten

De oogsttijd laat nog steeds te wensen over.

Afzien

Vooral wil ik dan met jou
een dans dansen
die boekdelen spreekt
tot onze harten, ons hart
– als we dan toch samen smelten
al is het, al is het juist niet van moeten –

Misschien dat je ergens daar bent op aard
die mijn idee van jou dan raakt
of onverwacht en ongedacht
me beroert, ontroert
en van m’n sokken blaast

Je bent er vast wel
– en wellicht, allicht niet als enige –
maar mijn hart klopt vast, gestaag
in het zicht van de doodlopende weg

wil ik nog wel een afslag nemen
de afslag, ongewis
vraag ik me af.

Van oude dingen die voorbij gaan

Nooit dacht ik echt
dat ik wel
honderdéénenvijftig
of voor hetzelfde geld wel
honderddrieëntwintig jaar
zou worden; hoewel
uitgesloten is het niet
– niet tot de dag daar is –
en ik was nog wel nieuwsgierig
hoe het de wereld
en zo
zou vergaan
en voor mijn part zou ik daarvoor
wakker blijven tot St. Juttemis

Tegenwoordig ben ik wat huiverig
hoe misschien wel de wereld vergaat
– die van de mens
en wat al niet in diens kielzog –
en hoef ik niet zo nodig meer.

In vrede [ Verliefd ]

In het veld in de zon
hoor ik opeens, weg
van mijn gedachten,
in alle rust, alles om
mij heen, dat klinkt
open voor heel
de wereld, heel
de wereld open.

Ach ja

Dat ene dingetje
dat ik er mag zijn
mag ik nog steeds graag
vernemen van een ander
zo niet van de hele wereld
om mij heen

Het woord reikt maar
tot zover. Af en toe
breek ik en voel ik de pijn
van mijn plaats van deze aard.