Was ik een mug, of een spin
dan had ik meer dan twee poten
en had ik dan een keer geen zin
zo moe en gebrek aan kloten
dan zag ik wel waar de rest mij bracht
Mijn hart, immers, klopte wel voor zes of acht
Was ik een olifant of hond
een neus om van te watertanden
en leek de wereld ’s niet zo bont
omgord bekneld bekende banden
dan rook ik van alles, bij de vleet
kreeg ik alsnog een goede beet.