Geboerd

Weet je nog
dat je woorden spuide
bij de vleet zelfs
met een woordenschat
van hier tot ginder?

Weet je nog
dat je er nooit om verlegen zat
aan één woord genoeg had
om een verhaal op te dissen
met kop en ook nog met staart?

En je wist verhaal te halen ook
En het legde je geen windeieren
En dat dat je nu van pas komt
nu je met je mond vol tanden staat
al neemt de verzorger je die uit
voor de nacht.

Bezegeling

Het hart klopt maar
door, vooralsnog
en zolang laat ook het denken
het niet afweten
al kleunt het nog zo vreselijk mis
bij tijd en wijle
al leeft het op het laatst
op de sporen van verleden tijd

Ondertussen
is een kus nooit weg
van wie je vertrouwt.

Kletsnat

Met korte mauwen ging ik
– het was 4 augustus in de zomer –
in Holland op de fiets
een goed kwartier was het
naar m’n werk
waarvan bijna een minuut
in de regen, overvallen
door de zoveelste bui
nog net niet doorweekt
nog net droog ondergoed
– niet zeikenat –
een avontuur op maat.

 

Geput

Je valt in een omhelzing
in tranen
Je wilt niet alleen zijn
met je verdriet, met je vreugde
of je gaat al al te lang geharnast
en je weet niet meer
hoe je je dorst lest.

’t is me wat

Straks ben ik – begin juli –
wel 3 weken vrij
dwz 3 weken vakantie
vrij van werk
in principe
in jaren niet en misschien wel nooit eerder
zo lang vrij van werk gevraagd en gekregen
gelukkig hebben we ook hier een gebrek
aan personeel, dus mocht ik
die vakantieduur niet trekken
zal ik wel zo kunnen inspringen

Vrij is anders.

Buitenshuis

Het ligt er maar
een hele wereld aan mijn voeten
een hartklop of wat verwijderd
van thuis
en ik weet niet
wat ’t bracht
of het wat bracht
toen ik mij nog begaf in den vreemde.

En passant

Wee mij. Heel mij.
Heel alleen. Het doet
er lang niet altijd toe.
Als ik vreugde schep
in wat zoal voorbij
komt en ik laat het
toe en tegelijk
voor wat het is
en ik laat het

Maar het mag wel wat meer
en ik zelf een onsje minder
als communicerend vat.

Leedwezen

om het minste of geringste
blijk van medeleven, meeleven
dat onder ogen komt
dan vol schieten
een beetje meer of minder
vanaf de zijlijn
vanaf de zelfkant
wankelmoedig.

Van de straat

Volgens mij zag ik er zelfs twee
op de weg terug in ieder geval één:
een kleine Grote bonte specht
zwart en wit met rode stuit

Een klein opvallend moment
in een oogwenk van geluk
gesproken, maar rood
is ook de wijn
en de specht, ook die klopte
deze keer niet.

Voor nu

Langs de oever waar het water
nauwelijks nog lijkt
te stromen
staat het riet te kijk
zonder ook maar door de wind
beroerd, zelfs geen windvlaag
brengt verkoeling in het helle licht
Verderop laten de bomen al hun bladeren los

En ik wil wel huilen
maar mijn ogen blijven droog.