Op pad op weg door de stad
uitgekiend de verbindingswegen gemeden
langs het kanaal, langs de wijkvijver
en dan opeens een kleine groene oase
waar ik de geur van dennen weer
elke keer mag ruiken
en waar een gouden hond tegemoet
kwam kwispelen en groette met natte neus
aan mijn hand
en ik voor een moment zo goed als zen.
Geen zin om te slapen, enerzijds, anderzijds
Wacht even. Een moment nog
al houdt de slang van vermoeidheid
me in zijn greep, grijs en oud, geslepen
Laat me ten minste nog dit mee-
krijgen en geven voor de nacht aan
om nog uit mijn dagelijkse dag te peuren
wat toch ergens in de boezem ligt
tussen het hartkloppen door
[heen]
Ik ging mijns weegs nog door de ochtendmist
de stad was zo stil en je kon de lente
al bijna raken. Veel merels en in de schaduw
van het bosje met de daslook was
de dode reiger weg en op vermolmde stammen
vieren zwammen met brede hoeden hun feestmaal
[terug]
Ik ging mijns weegs en verwelkomde zonnebaders
en menigeen in korte mouwen verleidde mij
tot het uittrekken van m’n suède nachtblauwe jas
op weg voor het weekend voor de open brug
op mijn gemak op weg
naar een geleverd zwangerschapskussen
waar ik een verzwaringsdeken had besteld
en met gemak heb terug gestuurd
met drie keer dan het vriendelijk meisje
van de balie van de super tot gevolg
– alle kleine beetjes helpen –
[uitgedoofd]
de slaappil – nu een week – zet geen zoden aan de dijk
in mij houdt genoemde slang nog steeds zijn leger
maar ergens in me schuilt muziek, is het warm en geborgen
wie weet houd ik ‘m deze keer toch in toom
en bovendien gaat het regenen
en een wekker zetten hoeft ook al niet
Ik zie een beetje uit naar morgen.
Vooralsnog
Het is niet goed
houd ik in mijn achterhoofd
als ik nog ’s een stap zet
nog ’s verder op de ingeslagen
weg voortga en de bloesem van nu
me bedwelmt en ik vergeet
zowel gisteren als het hele verleden
daarvoor en dat er een morgen
aanbreekt, die van geen betekenis is
– morgen: een moment of een eeuwigheid
in de toekomst gelegen
waarvan het bestaan zich nog moet bewijzen –
Maar ik vergeet met reden
Ik weet geen uitweg uit dit heden.
Misschien, als ik me een spiegel voorhoud
zie ik iets in de hoeken, in de gaten
weet ik mijn spiegel-
beeld te verlaten ?
Oostenrijk en omstreken
Voor mijn voeten vliegt een grijze
muis, nee, een vlinder, natuurlijk
weg en ergens in mij vlieg ik mee
weg, weg van het gebaande pad
al houdt ook daar het leven huis
terwijl ik mijn ene bergschoen voor
de andere zet, al is het land plat
– die zitten me als gegoten
en misschien loop ik zo nog eens
een eind heen.
Doorsteek
Plots kwam ik dat tussendoorpad tegen
en sloeg ik temidden van het stadgedruis
af en liep ik een eiland op van rust, over
de kleine brug over het achterafwater
achterlangs het lommerrijk, het verscholen
buurtje gelegen aan de Hereweg
Het moet er heerlijk zijn, zelfs in de volle hitte
als het zomer is, al is het maar
een minuut of twee, drie in het voorbijgaan.
Vanonder de dekens van weleer
Geharnast
Daar ga je dan, daar ben je
voor iedereen te kijk
Je wapent je al bij voorbaat
zodat zwaardslagen afketsen
en pijlen van je afvallen
Niemand die je ziet.
Barsten
Vermoeid stuurt mijn hoofd
mijn gedachten her en der
heen, voor zover het
nog tot zover komt.
Ondertussen neemt mijn hart
– vader en moeder van
mijn verlangen en mijn tranen –
de gelegenheid te baat
en wurmt zich, ontworstelend
aan het toom van mijn denken,
naar boven en vraagt
en vraagt en vraagt
vraagt los te gaan
met de golven mee .
Uit het hart
Schat, ik verzin je maar
in deze tijd, in dit leven
om me omarmd te weten
geborgen in mijn eigen spinsel.
Waar genomen [sentiment]
