Het hoeft ook niet te verbazen
als je zo middernacht
je in ’t nachtleven hebt gestort
met wat dan ook maar achter de kiezen
in gezelschap dat je na staat daar en dan
dat je alleen bent met elkaar
en wat er uit voorvloeit
is een vraag die er het zwijgen toe doet
zolang de zon nog niet weerom komt
en de nacht en ’t vertier, ’t genoegen
wel eindeloos zich doet voorkomen
een kus of zo zich soms doet gelden
een einde breidt aan god mag weten wat.
Vooruit met de geit, niet miereneuken
Het is wat plat
en niet gedaan:
je bent als de maan
zo mooi als de zon zowat
Op z’n tijd een opsteker:
wie maakt dat niet beter?
Mischien hangt het wel af
van wat men heeft om te beginnen
als inborst en of men bij zinnen
is en niet bij voorbaat al te straf
Rechtlijnigheid gaat maar tot zover
Dus: vat dit niet als een haarklover.
Por? No!
Sexy dame onder handbereik
op ’t scherm
of achter glas
een kus of zo verder
met opwinding van dien
Het schiet niet op
Het houdt niet over
Precies die afstandige nabijheid
die het hart ongemoeid laat
Het klopt precies
en wacht en wacht en blijft
maar wachten tot ’t overslaat
tot in een oogwenk is beslist
wat in ’t verschiet lag
Praten naar de mond
maakt nog niet dat ’t raakt
Een kippenvellende streling
kruipt niet onder de huid
mocht je elkaar niet
aanzien zonder schroom
en elkaar verslinden met huid en haar
om wedergeboren te worden
en nog steeds elkaar
in de ogen te zien zonder misbaar
met lijfen die in stilte spreken
in geur en kleur
of met een kreunende zucht
de nacht verwelkomen en meer.
Van lichaam en hart
En toen was je er
uit het niets
en opeens wist ik met lijf en al
hoe het was samen te zijn
en alles te vergeten
al was het voor een moment of wat
Dat was toen
en al ben ik dan onderhand van nadien
mijn hart staat
min of meer open
en mocht je voorbij komen
wie weet
wil ik je wel proeven
wie weet
mag ik ons wel.
Bloed kruipt
Had ik maar een roos
Was ik maar een roos
Zo’n witte of van ’t warmste rood
En kwam jij dan langs
Gaf ik mij aan jou
Waar het niet gaan kan

Randfiguur
Tuurlijk ben ik niet de enige
die ’s nachts alleen ligt
– bij lange na niet –
die zelden zo huid op huid
contact maakt, weet te raken
– buiten woorden om –
en zich er van alles bij kan voorstellen
al is dat overdreven
en schiet dat tekort tegelijk
– bij ervaring van wat momenten –
al is het natuurlijk
een kwestie van opeenvolging
van momenten van zus naar zo
en dergelijke. Een afslag
of wat gemist? Dat is de vraag.
Oogopslag
Kom je? Kom je aan-
zitten bij het vuur
bij de korf, of de haard
en naast mijn hart
De vonken vliegen namelijk
– nog net niet in je haar –
als we kijken naar elkaar
en de warmte van ons beiden
in geest en in gebaar
voorbij gaat aan verleiden
lucht geeft
als het ware.
Ziezo
Het ene moment zus
het andere zo
Zo geef je elkaar een kus
en dan is het van ho
Want al rijmt het op het eerste gezicht
nakend draait het soms om als de weerlicht.
Ha, oogwenk
Een teug
een slok of wat
of een kus
enzovoort
die je naar adem doen happen
even je gewild weten
en veilig als nooit
even los gezongen van de tijd
en buitensporig lief en leed gedeeld
geboren te worden in elkaars armen
punt
Afzien
Vooral wil ik dan met jou
een dans dansen
die boekdelen spreekt
tot onze harten, ons hart
– als we dan toch samen smelten
al is het, al is het juist niet van moeten –
Misschien dat je ergens daar bent op aard
die mijn idee van jou dan raakt
of onverwacht en ongedacht
me beroert, ontroert
en van m’n sokken blaast
Je bent er vast wel
– en wellicht, allicht niet als enige –
maar mijn hart klopt vast, gestaag
in het zicht van de doodlopende weg
wil ik nog wel een afslag nemen
de afslag, ongewis
vraag ik me af.

