Hoe hard de realiteit

De aarde is rond
Het leven plat
Al is dat maar hoe je ’t ziet
Dat neemt niet weg:
wat gij niet wilt dat u geschiedt
doe dat ook een ander niet

Hoe het allemaal ook lijkt
als je je neus stoot
dan is dat niet aan een spiegeling
maar aan de werkelijkheid
die even met je kijk kloot

hoewel: eindeloos kun je daarentegen dwalen
zonder dat de realiteit ‘r gram komt halen.

Net aan

Wat liep ik daar
op wandelvakantie in de Picos de Europa
een groepsreis, met groepsleiders, maar
daarboven: ik vond het pad dat ze namen
wat te saai; nieuwsgierig naar het zicht
in de vallei beneden ging ik onderlangs
een route die me mooier leek, verleidelijker
– van het zogezegde gebaande pad af –

Wat was ik blij dat de helling
zo ruw bleek als schuurpapier
en ik me heelhuids weer kon voegen
een bijna-ongeluk wijzer

[Maar wie zichzelf noot overschat
legt die dan ooit een lat? ]

Vooruit met de geit, niet miereneuken

Het is wat plat
en niet gedaan:
je bent als de maan
zo mooi als de zon zowat

Op z’n tijd een opsteker:
wie maakt dat niet beter?

Mischien hangt het wel af
van wat men heeft om te beginnen
als inborst en of men bij zinnen
is en niet bij voorbaat al te straf

Rechtlijnigheid gaat maar tot zover
Dus: vat dit niet als een haarklover.

Ach, Marlies

De 1ste klas van de lagere school deed ik nog een keer
Toen kon ik daarna natuurlijk best goed voe’bal’n
– een jaar ouder en zo –

Normaal gesproken had ik dan op de middelbare gezwijmeld
van de schoonheid van een klas hoger
maar dat werd dus, voor een korte tijd, die wel een eeuwigheid
leek – en dus nog ruim 30 jaar later in ’t geheugen beklijft –
de Marlies van ten minste twee klassen hoger
de zus van haar broer uit Uithuizen
waarvandaan we met de boemeltrein spoorden noar Stad
op naar het Willem Lodewijk, dat gym met een vernis
van christelijkheid en beschaving

al is vernis de natuurlijke lijkwade van elke school,
met name van de middelbare.

Westen – zoals de wind waait [het kan verkeren]

Op aarde kwam ik hier
in het Westen, het rijke

De oorlogen hier te lande
waren voorbij, alleen ver weg
rommelde het in de marge

En ik mocht achtereenvolgens
baby zijn, peuter, kleuter
jongen, meisje
een puber
en al die jaren,
mijn jaren van onvolwassenheid
hoefde ik me echt niet het schompes
te werken, niet in een fabriek
en ook niet op het land
nee, ik kreeg zelfs speelgoed
zo uit een winkel
en ik hoefde me het niet te verbeelden
dat goed
– al stak juist daardoor elke strafheid nog meer af –

Vanzelfsprekend komt mij alles toe
Geef me! Geef mij! Het is mijn recht!
Het leven: een geschenk, een vloek?
Ouwerwets geleuter, aldus de peuter.

Ellende

Best wel een mooi woord
‘Jammer’ eveneens
Enzovoort
En dat je niet meer niet méér
kan voelen dan jezelf
en óp bent
en bij gebrek aan wereld
kun je niet eens meer zeggen
dat die je koud laat
waar warm en koud je niets meer zeggen
buiten een lotgenoot of wat
maar misschien zijn ook daar teveel van.

Buurt

Het is allemaal niet ver:
het ziekenhuis, de flat voor ouderen
– ik woon natabene even verderop
in wat eerder ook die bestemming had
en nog steeds zal de gemiddelde leeftijd wel
ruim boven de vijftig liggen in mijn complex –
en óók in de buurt een oord om te herstellen
voor wie nog hoop is na het ziekehuis.
Zelf hoop ik er nooit te hoeven komen.

Het is goed toeven hier – netjes ook –
aan deze kant van stad
zo aan de rand, de zuidkant
al trekt het noorden
waar je verder kunt kijken
ongehinderd naar een niet geblokte horizon.

Voetstoots

Ben veel te simpel
Ben veel te ingewikkeld
Maar alllicht laat ik dat beter aan jou
En blijf ik gewoon wie ik ben
En doe ik wat ik doe zonder over mijzelf
te gaan en en passant me voorbij te gaan
Al met al heb ik toch maar twee voeten
om stappen te zetten in het zand
en waar dan ook.

Getuigschrift

wacht het water
wacht het vuur
de aarde en de lucht

Een raadsel blijft het
hoe ik dan hier toen
ter wereld kwam
en ik mijzelf ook uitvond
al ging dat onvermijdelijk

En toen bleef ik ook nog eens
– al was dat nooit gegeven –
voor zolang en voor nu

Misschien ben ik weg als jij dit leest
Misschien ook nog niet
Zoveel verschillen we niet sowieso

Over en uit

Ze belde. Nog maar een dag of tien
nadat haar liefste was overleden
haar man voor wie ze had gezorgd
zoveel jaren lang

Ze had geld gehad, net zoveel
als van toen hij nog leefde
Wat? Wát moet dat nu
moet ik nu
nu hij weg is

Wat moet ik, dat ik straks
het niet alleen doen moet
met het verlies van mijn man
maar óók nog ’s er helemaal alleen
voor sta
en aansprakelijk wordt gesteld?

Wat, dat ik zelf óók niet in een gat?
Al is dat dan bij leven.