Op de bodem
van het leeg gedronken glas
ligt mijn geest
zo niet mijn ziel
bevrijd van banden van alledag
om uit te vliegen
al is het maar in woorden
op het spreekwoordelijk’ papier
Mega is het allemaal niet
Erboven hangt de vraag
Wanneer is degeen die je ziet
meer zichzelf? Met een stuk in de kraag
of als dat alledaags’ gewoontedier?
Ach, was ik maar ongebroken
uit één stuk
dan wist ik het allicht
nog steeds niet allemaal
maar klopte mijn hart
met vereende kracht

