naar de kleuren lila, mintgroen, oranje en geel,
naar een vloerbedekking van kokos tegels,
een houten salontafel met zwarte pootjes
een gietijzeren zwarte kachel
de koffiebonenmaler [ toen juist goedkoper nog ]
een balkon met uitzicht
op een voor de kleuter onmetelijk groene wereld
met zandbak, en de waslijnen,
vissen met opa
– als ik met oma een ijsje haalde bij de salon in ’t park
deed opa – hoe wreed ook – een visje aan mijn haak
[ hoorde ik dan weer een eeuwigheid later ] –
aan de crèche denk ik liever dan niet terug
[met de geur van doorgekookte kool]
ondanks de ligakoek
Geborgen, al verstopte ik me onder dekens
bang voor de wereld in het donker