Mijn vingers grepen in elkaar
achter mijn rug had ik mijzelf in de hand
rechtop en dan weer met het hoofd
gebogen stapte ik onder de zon door
onder de wolken door onder de takken
van de bomen die naar de hemel
reiken en van geen wijken weten
Mijn vingers in jouw vingers haakten
zo mijmerde ik weg al onderweg
jouw voeten mijn weg niet raakten
ik bij je ben nu ik dit zeg.