Een koekje van eigen deeg

Zou ik mijzelf
nog mogen uitvinden?
Opnieuw? Dat is al helemaal
niet aan de orde

Anderzijds vind ik vanzelf altijd wel wat
onafgebroken glijdend door de tijd
zogezegd

Die opgetrokken muren
zijn net zozeer mij als de angst die ze omgorden

Ik brak wel eens uit
maar ja, dan blijven ze staan
en van gaten maken word je steeds moeier
Misschien is mededogen voor die stenen
en waar ze voor staan
oplossend?

De geboorte van enig ik

Wanneer, wanneer
werd ik ?

Toch niet toen, toen
anderen, vooral mijn moeder
en mijn vader
dat baby’tje benoemden
en niet anders konden
dan het als nieuw mens
al was het nog maar klein

Was het misschien
pas toen het met enig woordje
werd geboren
en als ik dan verder door het leven ging?

Mens erger je niet

Langzaamaan
daalt het in: het besef
dat ik toch niet honderdenvijftig
zal worden, laat staan
nog ouder. Maar honderdenvijftig
leek mij eerder al de eeuwigheid
– dan was ik nog jong tot zo’n honderd

Langzaamaan acht ik de kans wel heel klein
Zo realistisch ben ik wel
En voordat het klimaat echt harde noten kraakt
En dan heb je ook nog al die bommen
en granaten – om met de kapitein te spreken
– die van Kuifje –
en je zou er met hem nog één
en nog ééntje dan
op heffen, ladderzat

Geweld en geweldig: zo dicht bij elkaar
en dat terwijl de wereld, onze wereld
echt maar één keer voorbij kan zijn
voordat die dan over is en uit

En mijn wereld? Laat me nog even
nieuwsgierig zijn
en wie weet
gooi ik nog dubbel zes.

Hier en nu

Een stukje van de wereld stopt
met je laatste ademtocht
Een stukje van de wereld komt
wanneer je in dit leven treedt

De aarde draait wel door
voorlopig wel en meer tijd
dan ieder van ons gegeven

Bij gebrek aan eindeloosheid
is het mooiste het mooiste ervan te maken

Ondertussen

Als het zo mooi is
dat je helemaal niks hoeft te zeggen
niets zoals:
Je mag wel blij zijn
dat je hier mag zijn
niet daar
waar je moet leven
in spanning, afgestompt of erger

Ah, leidt mij van het lijden af
troost me met schoonheid
met wat warm is en lief

misschien kan ik dan wat dragen
wat meer.

 

Opa

Je bent er niet meer
al een hele tijd niet meer
niet meer hier en daar
niet meer nu en dan

In gedachten ga ik nog met je
naar het geldboompje in de bank
naar de vijver om te vissen
naar het Amsterdamse Bos naar de eekhoorn
– die snoepte van je chocola-
naar de busreis door de stad
naar domino en sjoelen met damstenen over en weer
naar het vuurwerk in de avond – nacht? –
naar de slagerij langs de gracht
– al was dat ook wel met oma –
naar het Rijks(museum) en Artis (de dierentuin)
naar en in het Grote Bed in de ochtend
met het kleine Blaupunkt radiootje bij ons

Heel de wereld was klein, groots
Aan jouw hand
durfde ik verder, hield ik stand.

Wat zal ik zeggen?

Zoveel vragen die jij kunt stellen
Zoveel andere ook weer
door weer anderen
door deze en gene

En dan zal ik antwoord geven. Of niet
Of met humor, of slechte humor
Misschien wel absurdistisch ten top
en dat jij dan denkt
dat het wel overdenkenswaardig is

Maar ook zonder vraag
wil ik wel ’s wat zeggen
hetgeen nooit te bewijzen was
maar bij deze wel blijkt

Stilte spreekt dan weer meer
als het gepaard gaat
met oogopslag, ogenblikken
met een gebaar, een kort aanraken
met een contact waarbij de warmte
zich laat voelen

Je hoeft geen punt te zetten
Laat een open einde eindeloos zijn
misschien wel zonder weerga
en je mondt vanzelf wel uit

Vanzelfsprekend

Het komt allemaal voorbij
Zoveel inspiratie en inademen
moet je toch, al zit er niks
anders op dan even goed
uit te ademen, bij leven

gaat het allemaal voorbij
of je nou verlamd bent of
volop in het leven staat, des-
noods rent en springt en danst
dat het een lieve lust is

al is dat allemaal geen gegeven.

Opeens

Bij gebrek aan mij, aan ik
was is ik nooit in de gelegenheid
te kiezen
hier of daar, in deze of gene tijd
te worden geboren

Toeval is het ook weer niet
zo’n resultaat van een heel web
van gebeurtenissen indertijd, in de tijd
en zelfs zij, die samen kwamen
waardoor ik

ze konden niet bevroeden
wie of dat ik wel niet zou zijn.

In de gaten

In den beginne wilde ik niets
en had niets te willen ook
geperst uit de moederschoot
vrucht van enig samensmelten

Vervolgens had ik ermee te maken
dat ik er wel wat van maken moest
om nog even niet op te lossen
in lucht of aarde

De zin ontging mij altijd al, al
kreeg ik steeds meer woorden
tot mijn beschikking en ontging
enige zin voor schoonheid mij niet

Geen idee hoe lang
daarop voort te borduren
met alle haken en ogen vandien
al valt door de gaten nog steeds licht.