peinst: de mens als toppunt van intelligentie, van aanpassingsvermogen, van het vermogen keuzes te maken…
Tja, tuurlijk kun je zeggen – mensen kunnen dus zeggen, geen enkel andere soort kan dat, maar dat terzijde alvast – dat elke soort even veel waard is, of zeggen dat dat helemaal niet zo is: dat je verschillende zaken en organismen verschillend kunt waarderen, dat die een verschillende waarde (zouden) hebben. Maar als het al zo is, dat alles even veel waard is, wat heb je daar aan? Weeg de waarde van een grasspriet af tegen de waarde van een geit, een wolf of jouw eigen naaste, je liefste. Elk leven is waardevol en zelfs levenloze zaken. Echter is het alleen de mens die onderscheid maakt, in van alles en nog wat, kunstmatig of niet, op welke gronden dan ook, die het ene anders kan waarderen dan het andere en het begrip waarde daarvoor gebruikt.
Ja, elk organisme maakt, zo blijkt uit de wijze van gedrag, van bewegen, onderscheid tussen één en ander, reageert op van alles en nog wat. Bramen en brandnetels en ook de aardappels die de boert teelt doen het goed op voedselrijke grond enz. en in fguurlijke zin kun je zeggen dat die soorten hun bodem en goede omstandigheden waarderen. Maar bij gebrek aan hersens, bij gemis van vermogen tot reflectie en zelfreflectie kunnen ze wel reageren, maar niet aarzelen, of twijfelen, of dus éérst tot een waardering komen om vervolgens op basis daarvan te kiezen – voor hun eigen gevoel, hoe illusoir ook, een vrije keuze.
NASCHRIFT
Tuurlijk is de mens niet hét toppunt van de evolutie – ’t is maar welke maatstaf je neemt -, maar de mens is wel de enige soort – tot dusver, hier op aarde (lijkt mij een redelijke aannname) – die enig begrip heeft van zelfs maar ’t bestaan van zoiets als evolutie, met al z’n takken en zijtakken (en al dies meer zij) en daarover van gedachten kan wisselen en z’n eigen positie daarvan kan waarderen, zij het zus, zij het zo. En de mens is de enige soort ook, die misschien ooit, zo nodig, over miljoenen jaren of zo, buiten de aarde kan leven, in desnoods een eigen gemaakte kunstmatige omgeving en/of door zichzelf biologisch zo aan te passen dat ook dat helpt bij het voortbestaan van de menselijke soort, terwijl elk leven op aarde onmogelijk is geworden, door de verschroeiende uitdijende zon. Over zaken gesproken die wij, als menselijke soort, als enige soort ook, maar kunnen begrijpen en op basis daarvan heel misschien ook nog ’s keuzes kunnen maken die óók nog ’s eventueel goed kunnen uitpakken, als het gaat om ’t voortbestaan van de homo sapiens. Eventueel andere intelligenties elders in het universum niet te na gesproken.
