Laat ik je meenemen, mijn lief, in de duinen
Ik zeg je: ik laat de zon voor je schijnen
zo schijnt ze in mij, ik wist niet,
nu weet ik, wat haar warmte vermag
Laten we de paden maar vergeten
en we zelf gaan als loslopend wild
warmbloedig onze zinnen aan de stilte
overgeven: de lucht was nooit zo zuiver
Laten we te zijner tijd ons drijven
in zee en ons drogen aan de wind
met gesloten ogen ons lichaam op
de tast; hoe de wereld in ons mint.