Wie is zij, die over rivieren durft te springen
Wie is zij, die weg zeilt naar de horizon
Wie is zij, die zich laat gaan
van de top zo in het diepe
aan een vlieger
Ik reik haar graag van mijn bord
en proef blind van haar
wat ze voorschotelt
maakt mij duizelig van zinnen
Het avondrood verbleekt bij haar ogen
Haar woorden sprankelender dan de sterren
Haar armen weten zozeer te omhelzen
ik verlies er veilig elk houvast.