Sta ik met mijn mond vol tanden
Het is de vraag of ik lach of me schaar
in het kamp der verlegenen aan de randen
om woorden verlegen, zonder misbaar
Of in het centrum van de aandacht
een geziene gast, met ongemak weliswaar
houd ik moed en blijmoedig een voordracht
En het feest gaat door, zo raar maar waar
En zelfs al had ik een kunstgebit
dan nog zeg ik tegen mezelf “Die zit!”