Koppig houden de klavers vol
en de boterbloemen, in de nazomer
houd ik de zomer in mijn bol,
ook al maakt men mij uit voor dromer.
Kleurig paars en geel temidden van het tanend groen,
herinner ik mij de zon en warmte van voorbije dagen,
fiets ik onder grauwe lucht opgewekt en koen,
weet ik het winters grijs daarmee te schragen.