In de houtgreep gehouden door de lucht,
zuurstof, CO2 en nog wat van die gassen
weet de aarde me te verrassen
zo groots een klein gehucht
Eencelligen, soorten die welig tieren
leven zonder meer in lust
de zon die zonder onderscheid ons kust
leven in alle hoeken, gaten, kieren
Liefde gepaard aan moord en doodslag
daaraan kleeft geen enkele leugen
de mens heeft er een hard gelach
Drink het in met volle teugen
de sterren zeggen het met gezag
immer, hier en nu laat zich niet heugen
(’t is mooi geweest, ook al is ’t voor een nach’)