Die wind zeg, die was reusachtig
Ging ik daar daadkrachtig
tussen de populieren door
was ik bijna even groot
met het geluk in mijn schoot
onder de boomgrens gaf ik gehoor
aan de roep van thuis
zag ik nog wel een steenbok
in de lucht, of het was ruis
dat klonk als een klok
in m’n oren, een zebra kruiste mijn pad
zwart-wit, zijn tijd voor die dag er op zat.