Oponthoud

De nacht vlijde allang zijn duister
over de weilanden en de stad
sterren twinkelen in de gaten
van de wolken door maanlicht
omzoomd, menigeen al de dag
te ruste legde, de enkelingen
doorgaans blijven
met elkaar en door elkaar
verlangend naar meer
naar meer dan het einde

in rumoer en uitgelatenheid verlangen zij
met nog een glas te drinken
de dag allang ten einde was
verlangen enige zin, verlangen
naar een woord
een gebaar
een aanraken zonder oponthoud.

 
 
 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *