Die gender- ofwel geslachtsidentiteit en -inclusiviteit. Eerlijk: soms erger ik me , of verbaas ik me, en vraag ik me af of men soms niet het verschil tussen de betekenissen van de begrippen ‘gelijk’ en ‘gelijkwaardig’ wel voldoende onderscheidt.
Vanuit enkel het biologische en perspectief van – geslachtelijke – voortplanting is de norm – nou ja, beter gezegd: een natuurlijk gegeven – dat voor het voortbestaan van een soort die afhankelijk is van geslachtelijke voortplanting er toch, met het oog op het voortbestaan van die soort, voor het overgrote deel van de individuen sprake is en moet zijn van vruchtbare mannetjes en vrouwtjes en dat die het ook nog ’s voor de meerderheid met elkaar willen doen, zogezegd.
Dat neemt niet weg, dat, zoals overigens ook bij andere dieren, er allerlei minder voorkomende uitingen dan wel afwijkingen van die “norm” (datgene wat het meeste voorkomt) voorkomen. Het zou me niet verbazen als ook die – steeds maar weer voorkomende en optredende – afwijkingen van het meest voorkomende óók een functie blijken te hebben óf ten minste niet het voortbestaan van de soort in de weg zitten (anders deden middels evolutie die afwijkingen van de norm zich al niet meer voor).
De menselijke soort is denk ik de enige soort – tot nog toe – die in de loop van zijn geschiedenis meer en meer in staat is tot reflectie en tot cultuur, tot reflectie op en rekening houden met hoe de mensen zich zelf verhouden tot elkaar en tot de rest van de natuur en de wereld. En daarmee tot een cultuur, die althans tot op zekere hoogte in zich heeft dat de mens méér dan andere organismen (ooit) in staat is om zelf z’n voortbestaan (of teloorgang) te bepalen. Op dat vlak van cultuur kan de mens dus ook zelf méér rekening houden met alle grijstinten die er zijn als het gaat om geslacht en geslachtelijke identiteit, dat het ook niet altijd om óf dit óf dat geslacht of voorkeur gaat.
Met dat feit van grijstinten kunnen we wellicht ook in de taal rekening mee houden, bv. . Tegelijkertijd zou, wat mij betreft, de taal nooit moet verbloemen dat er verschillen zijn die algemeen voorkomend zijn, zoals tussen mannen en vrouwen; verschillen in taalgebruik zou je kunnen, of moeten, maken, waar die verschillen ter zake doen. Anderzijds kun je, waar dat verschil in geslacht, waar onderscheid naar geslacht überhaupt niet echt toegevoegde waarde heeft, inderdaad ook “sekseneutrale” woorden bezigen. Maar of dat dan op elk moment moet, tav. elke individu afzonderlijk, dat je in je taalgebruik rekening moet houden met elk individu afzonderlij en diens evt. gevoeligheid tav. geslacht/identiteitsaanduiding?