Het hoofd raaskalt opbeurend
ik mijn woorden neerkrabbel
waar de appels ver zijn te zoeken
de liefde is me verschoond gebleven
tot ze haar opwachting maakt
in vol ornaat bijt ik op een houtje
en kauw ik mij een toverstaf
en laat het woorden regenen
stukjes die wachten wortel te schieten.