Mond gehouden, tong
verloren, zozeer van slag.
Hoe zij me toezong!
Te weinig woorden
met des te meer gebaar, haar
ogen bekoorden.
Van de weeromstuit
door het moment gegrepen
zo een zacht geluid
hoorde ik nimmer
Dat smelten! Ik sedertdien
aan de weg timmer.