Geen benul nog van het verstrijken
– en van strijken en wasgoed evenmin –
van de tijd; als peuter, als kleuter
regen momenten zich aaneen
een eindeloze tijd, een loze tijd
vol van wat dan ook
achteraf bekeken een jaar of drie, vier
flarden waarvan te verhalen valt
stenen, ruw of gepolijst in de rivier
Stapstenen? Met leedwezen
stel ik de vraag vast.