Geen vogel trekt in vlucht voorbij
De sluierbewolking hangt hoog, grijswit
bijna zonder enige tekening, af en toe
het blauw er doorheen schemert, dat straks
zonder meer plaats maakt voor zwart
De eentonigheid van het donker straks alleen
verbroken door het koppig menselijk licht
Het ruisen van de bomen, het riet,
de nachtgeluiden van de stad, het land,
van de kleine natuur, nog steeds ziet hij niet
waarheen de vlucht van vogels leidt
Maar door het leven te kunnen vliegen:
er bleef geen vraag meer over.