Het ritme van waken en slapen
kent zijn eigen tijd, als de maan
haar netten spant van licht
het midden van de nacht vergaan
het leven zich tot daar verdicht
waar ’t nog zijn ogen uitkijkt
het donker met zijn stem verrijkt
dan zeg ik dag, met de dageraad
in het verschiet maan ik me
en dompel mij onder in het donker
met een wel te rusten op mijn lippen.