Ik ben nergens meer, maar waar
nog niet zo lang geleden, tot mijn schrik,
zag ik van mij een beeld in spiegelglas
een oogwenk later dan, wat kras,
vulde een ander spiegelbeeld mijn blik.
De grijze massa deinst in afgrijzen terug
een open mond staart me aan wijd open
de ogen zetten het op een lopen
voor een afgrond zonder brug.
Niets van dat al is echter echt,
noch het beeld en noch de knopen
van de zenuwen mag ik hopen
of de chemieën daarmee in gevecht.
Ik ben nergens meer, maar waar.