Op slag van slag

Breed lachende mond, ogen rond en kort haar blond
Zomaar daar, duurde het even voor ik mezelf hervond
Nee, geen Zwerver, antwoordde ze op mijn vraag
Ze leek wel op deze en gene, nou ja, vaag

Maar op wie ze dan ook lijkt, dan toch
is ze in de eerste plaats zichzelf,
Al het andere wat mij betreft bedrog
Behalve: geen ander lijkt zo op een elf

Zelfs zonder vleugels komt ze me lichtvoetig voor
en gaat ze er, allicht, met mijn hart vandoor.

 
 
 

Midzomernachtdroom

Wat was hij blij, toen zij zei
Die kende ze nog niet, die grap
Haar tanden bloot lachte in witte rij
Lang, slank, leek ze te dansen in pas op de plaats
Mijn hart ging naar haar uit, mijn lichaam te krap
Fluistert in mij, immer tegendraads

Ze is te mooi om waar te zijn
Stel je niet aan, mijn harlekijn
Ze is voor jouw zinnen toch te fijn
Stel je niet bloot aan nog meer pijn

Fluistert die stem, die angst, zo vilein
ondermijnend wat het mijne zou kunnen zijn.

 
 
 

Blindemannetje

Kom je in mijn dromen, is het feest
Bezoeking voor mijn veelgeplaagde geest
Als een mot afkomt op licht
door een mist van verwarring, armen
uitgestrekt, mis ik je blik,
zo zie ik je, een schicht
maar blijf ik de hoop omarmen
om samen te smelten, schik
te hebben als twee-één

Ontdek ik tot mijn schrik:
ontwijk je me niet
ben ik het zelf die meteen
in je nabijheid beeft als riet.

 
 
 

Van voorbijgaande aard

Als mijn wereld
te groot is voor mijn eenzelvig hart
Als mijn wereld
te klein is voor mijn geluk
Ik wou dat mijn wereld onze wereld was van huid op huid.

In plaats daarvan drink ik nog een glas,
bezing ik in mijzelf mijn eenzaamheid of geluk luid.