Ben veel te simpel
Ben veel te ingewikkeld
Maar alllicht laat ik dat beter aan jou
En blijf ik gewoon wie ik ben
En doe ik wat ik doe zonder over mijzelf
te gaan en en passant me voorbij te gaan
Al met al heb ik toch maar twee voeten
om stappen te zetten in het zand
en waar dan ook.
Getuigschrift
wacht het water
wacht het vuur
de aarde en de lucht
Een raadsel blijft het
hoe ik dan hier toen
ter wereld kwam
en ik mijzelf ook uitvond
al ging dat onvermijdelijk
En toen bleef ik ook nog eens
– al was dat nooit gegeven –
voor zolang en voor nu
Misschien ben ik weg als jij dit leest
Misschien ook nog niet
Zoveel verschillen we niet sowieso
Enig
Gelukkig was mijn ma altijd daar
de enige voor mij, waar
mijn ene pa een naam was
een andere eigenlijk mijn opa was
en de derde: daarvan weet ik niet beter
Al met al doe ik dan hier voornaam
en laat ik de achternaam achterwege
Al met al ben ik mijn stamboom niet
al draag ik al met mij mee
die mijn voorzaten zijn
ook al die ik niet ken
om van alles wat om mij heen was niet te spreken.
Vergane glorie
Mocht het zover komen
ik beloof je: ik zal niet langs het water
gaan. Op weg naar huis zal ik niet dwalen
Al viel ik wel eens, ik beloof
dat ik me wel weer zal rechten
min of meer en daags nadien
zo zal je zien
zal het in de vergetelheid geraken
uitgezonderd een oprisping bij tijd en wijle
maar dan is iedereen allang gevlogen
en zijnsweegs, de Korreweg voorbij.
Een koekje van eigen deeg
Zou ik mijzelf
nog mogen uitvinden?
Opnieuw? Dat is al helemaal
niet aan de orde
Anderzijds vind ik vanzelf altijd wel wat
onafgebroken glijdend door de tijd
zogezegd
Die opgetrokken muren
zijn net zozeer mij als de angst die ze omgorden
Ik brak wel eens uit
maar ja, dan blijven ze staan
en van gaten maken word je steeds moeier
Misschien is mededogen voor die stenen
en waar ze voor staan
oplossend?
Hemels
Ach, laat mij dansen
maar niet té
niet teveel bewegen
maar wiegen, met ogen dicht
dat ik wordt gedragen
dat we samen hartzeer laten varen
en verkeren in golven zelf
van water en vuur, van lucht, van aarde.
Meerzicht
Aan de overkant
– van het meer –
liggen de lichtjes
het restant van overdag
van het vertier
van ’t restaurant
de parkeerplaats zo goed als leeg
– misschien wel helemaal
Ik heb geen rijbewijs en bovendien
bovenal geen lief
om welk terras dan ook te delen
of dit uitzicht.
De geboorte van enig ik
Wanneer, wanneer
werd ik ?
Toch niet toen, toen
anderen, vooral mijn moeder
en mijn vader
dat baby’tje benoemden
en niet anders konden
dan het als nieuw mens
al was het nog maar klein
Was het misschien
pas toen het met enig woordje
werd geboren
en als ik dan verder door het leven ging?
Mens erger je niet
Langzaamaan
daalt het in: het besef
dat ik toch niet honderdenvijftig
zal worden, laat staan
nog ouder. Maar honderdenvijftig
leek mij eerder al de eeuwigheid
– dan was ik nog jong tot zo’n honderd
Langzaamaan acht ik de kans wel heel klein
Zo realistisch ben ik wel
En voordat het klimaat echt harde noten kraakt
En dan heb je ook nog al die bommen
en granaten – om met de kapitein te spreken
– die van Kuifje –
en je zou er met hem nog één
en nog ééntje dan
op heffen, ladderzat
Geweld en geweldig: zo dicht bij elkaar
en dat terwijl de wereld, onze wereld
echt maar één keer voorbij kan zijn
voordat die dan over is en uit
En mijn wereld? Laat me nog even
nieuwsgierig zijn
en wie weet
gooi ik nog dubbel zes.
Pas
Kijk, in de zon
kan iedereen wel dansen
– zolang haar warmte niet schroeit –
Maar dans maar eens in de regen
tot je warm wordt
en je vergeet hoe koud je was

