De branding valt machteloos
aan mijn voeten. Aan het strand
kijk ik in de verte
en weet die onbereikbaar
In gedachten volg ik de meeuw
die van heind en ver kwam
mij even aankeek
zijn weg vervolgde en wie weet
later naar jou krijt met schorre roep
later jou in de ogen kijkt
later jou aan mij doet denken.
–