Aanwezig

Maar jij bent er nog
en je gaat door; mocht je
buigen, je verheft je
boven teneergeslagenheid, uit
het oog houd je voor ogen
wat je voor de voeten komt
heel de wereld is te groot
te klein om jou te vatten; ik
zie maar een kleinigheid
zie alleen van ver
wat je vermag
is genoeg
lief.

 
 
 

Knus

De wolken gaan snel, de bladeren
verdwijnen met de noorderzon
de kou bijt in je wangen
als je passeert op straat

Je pakt je in en er valt
wat los te maken
zo je zin hebt
zoekt de warmte je op

Ga je je te buiten aan
een snelle adem, het kloppen
van je hart, zijn hart
je buiten adem maakt.

 
 
 

Over

Jouw lijf, jijzelf
mis ik node
Mocht je hier aanwezig zijn
ik had je bezeten
van top tot teen
Wat had ik je gegeven?
Mijzelf had ik je gegeven
Tijd die er even niet toe deed.

 
 
 

Tot genoegen lief

Zachte adem, nog een teer gebaar
en nog een kus en ogen
ogen die elkaar niet loslaten
ogen die beminnen, verdrinken
niet van wijken willen weten
een los gaan dat blind is
een opnieuw beginnen
van het denken weg.

 
 
 

In der minne

Voor het midden van de nacht
in der minne geschikt
in elkaars adem ingeslapen
toereikende lijfelijke warmte
dekt een enkel laken toe
wat onverbloemd
met een kus begon
en onverbloemd
eindigde vederlicht.

 
 
 

Dorst naar zinnen

Was jij hier en had ik abrikozen
zou ik je liefkozen
met het sap
partjes delen met de mond
of we zouden voor ons part
dat vruchtvlees laten staan
en overgaan tot zinnenspel

een toon hier
een lichte streek
een doordringen tot elkaar
voorbij het vlees tot aan de pit
de kern die bloot ligt

mond op mond, oog in oog
handen, voeten, benen, buik aan buik
ademloos en steunend, kreunend
een laten gaan, vrij, zo vrij
en weerloos
bij elkaar.

 

 

Lichtzinnig

De wijn is op, ik kan er niets anders
van maken, met de wijsheid in dop
geniet ik nog even na, de nacht
is nog jong en alleen
in mijn dromen, in mijn dromen
ben ik daar waar ik moet wezen

De wijn is op en ergens mijn lief
– en ja, dat ben jij nu stante pede ook –
valt weliswaar nog meer te drinken
uit die bodemloze put
maar gedragen tot mijn genoegen
heb ik niets meer
dan een enkele kus te delen.

 
 
 

Middernachtdroom

Zal ik een paar woorden schrijven
zo midden in de nacht
wij ver van elkaar verblijven

Denk ik je bij me
jouw lippen streel
je kussen steel
mijn tong jouw mond
verkent, de warmte komt
als ik je tepels kus en zuig
als ik jouw hand voel
die naar mij tast
opnieuw verrast
klem mijn benen om je heen
op het punt van binnendringen
nog vaster houden we elkaar
en gaan we dieper, dieper.